Bongert

Der sogenannte Bongert (= „Baumgarten“) ist ein Gebäude aus der Frühphase der Industrialisierung der Tuchproduktion in Monschau und ist eines der wenigen baulichen Zeugnisse für die Zentralisierung einzelner Schritte der Tuchherstellung. Er ist sowohl in Bruchstein als auch in Fachwerk ausgeführt, das durch eine Holzverkleidung verdeckt ist. Über dem zugemauerten Einfahrtstor ist im oberen Bogenstein das Erbauungsjahr 1776 deutlich zu sehen.

In dem genannten Jahr wurde das Gebäude als Weberei durch den Tuchproduzenten Matthias Schlösser (1719–1785) errichtet. Er war der Sohn von Christoph Schlösser und Maria Agnes Schlösser, geborene Offermann. Sein Vater starb bereits kurz nach seiner Geburt. Seine Mutter heiratete in zweiter Ehe Johann Heinrich Scheibler, den Erbauer des Roten Hauses. Damit wurde Matthias der Stiefsohn von Johann Heinrich und Mitglied der wohl berühmtesten Monschauer Tuchmacherfamilie. Hinzu kam, dass Matthias später die Schwester seines Stiefvaters heiratete und damit gleichzeitig sein Schwager wurde. An dieser engen Verflechtung erkennt man das Bestreben der industriellen Oberschicht, möglichst wirtschaftlich vorteilhafte Heiratsverbindungen einzugehen. Ab Mitte des 18. Jahrhunderts stieg Matthias Schlösser zu einem der erfolgreichsten Unternehmer in Monschau auf. Er kaufte mehrere Immobilien in der Stadt auf, sowohl Wohnhäuser als auch Grundstücke, auf denen er Produktionsstätten errichten ließ. Dazu gehörten Bereiche ruraufwärts in Dreistegen, wo Schlösser eine Tuchschererei erbaute, auf dem Burgau als auch am Schlossberg, wo der Bongert entstand.

Der Bongert wurde bis ca. 1840 als Produktionsstätte genutzt. Dann schien das Gebäude aufgrund der Zuwegung und beschränkten Ausbaufähigkeit als Fabrikgebäude ausgedient zu haben. 1870 bis 1910 befand sich hier zunächst das Kreisgefängnis, danach das städtische Gefängnis. Ein Teil des Baus wurde auch als Schlafsaal für Fabrikarbeiterinnen genutzt. Anschließend wurde es mit Unterbrechungen bis 1956 als Alumnat (Internat) für das Städtische Gymnasium geführt. Heute beherbergt das Gebäude Wohnungen.

Text Gabriele Harzheim

History

Bongert

The so-called Bongert (= "tree garden") is a building from the early phase of the industrialisation of cloth production in Monschau and is one of the few structural testimonies to the centralisation of individual steps in cloth production. It is constructed in both quarry stone and half-timbering, which is concealed by wooden panelling. The year of construction, 1776, can be clearly seen in the upper arch stone above the bricked-up entrance gate.

In that year, the building was erected as a weaving mill by the cloth manufacturer Matthias Schlösser (1719-1785). He was the son of Christoph Schlösser and Maria Agnes Schlösser, née Offermann. His father died shortly after his birth. His mother married Johann Heinrich Scheibler, the builder of the Red House, in her second marriage. This made Matthias the stepson of Johann Heinrich and a member of what is probably Monschau's most famous family of clothiers. In addition, Matthias later married his stepfather's sister and thus became his brother-in-law at the same time. This close relationship reflects the efforts of the industrial upper class to enter into economically advantageous marriages. From the middle of the 18th century, Matthias Schlösser rose to become one of the most successful entrepreneurs in Monschau. He bought up several properties in the town, both residential houses and plots of land on which he built production facilities. These included areas up the Rur in Dreistegen, where Schlösser built a cloth shearing factory, on the Burgau as well as on the Schlossberg, where the Bongert was created.

The Bongert was used as a production site until about 1840. Then the building seemed to have had its day as a factory building due to the accessibility and limited expandability. From 1870 to 1910, the building was first used as the district prison, then as the municipal prison. Part of the building was also used as a dormitory for female factory workers. Afterwards, it was used intermittently as an alumnat (boarding school) for the municipal grammar school until 1956. Today the building houses flats.

Text Gabriele Harzheim

Histoire

Le Bongert (= "jardin d'arbres") est un bâtiment datant des débuts de l'industrialisation de la production de draps à Monschau et constitue l'un des rares témoignages architecturaux de la centralisation de certaines étapes de la fabrication de draps. Il est réalisé à la fois en pierre de taille et en colombage, dissimulé par un revêtement en bois. Au-dessus de la porte d'entrée murée, l'année de construction 1776 est clairement visible dans la pierre d'arc supérieure.

Cette année-là, le bâtiment a été construit comme atelier de tissage par le fabricant de draps Matthias Schlösser (1719-1785). Il était le fils de Christoph Schlösser et de Maria Agnes Schlösser, née Offermann. Son père est décédé peu après sa naissance. Sa mère épousa en secondes noces Johann Heinrich Scheibler, le constructeur de la Maison Rouge. Matthias devint ainsi le beau-fils de Johann Heinrich et un membre de la plus célèbre famille de drapiers de Monschau. De plus, Matthias a ensuite épousé la sœur de son beau-père et est ainsi devenu son beau-frère. On reconnaît à cette étroite imbrication la volonté de la classe supérieure industrielle de conclure des alliances matrimoniales aussi avantageuses que possible sur le plan économique. À partir du milieu du 18e siècle, Matthias Schlösser est devenu l'un des entrepreneurs les plus prospères de Monschau. Il a acheté plusieurs biens immobiliers dans la ville, aussi bien des maisons d'habitation que des terrains sur lesquels il a fait construire des sites de production. Il s'agissait notamment de zones en amont de la Rur à Dreistegen, où Schlösser construisit une tannerie, sur le Burgau ainsi que sur le Schlossberg, où le Bongert fut créé.

Le Bongert a été utilisé comme lieu de production jusqu'en 1840 environ. Ensuite, le bâtiment semblait avoir fait son temps en tant que bâtiment d'usine en raison de son accès et de sa capacité d'extension limitée. De 1870 à 1910, il a d'abord accueilli la prison du district, puis la prison municipale. Une partie du bâtiment a également été utilisée comme dortoir pour les ouvrières de l'usine. Ensuite, il a servi d'alumnat (internat) pour le lycée municipal, avec des interruptions jusqu'en 1956. Aujourd'hui, le bâtiment abrite des appartements.

Texte Gabriele Harzheim

Geschiedenis

Bongert

De zogenaamde Bongert (= "boomtuin") is een gebouw uit de beginfase van de industrialisatie van de lakenproductie in Monschau en is een van de weinige structurele getuigenissen van de centralisatie van afzonderlijke stappen in de lakenproductie. Het is gebouwd in zowel breuksteen als vakwerk, dat verborgen wordt door houten lambriseringen. Het bouwjaar, 1776, is duidelijk te zien in de bovenste boogsteen boven de dichtgemetselde toegangspoort.

In dat jaar werd het gebouw door de lakenfabrikant Matthias Schlösser (1719-1785) ingericht als weverij. Hij was de zoon van Christoph Schlösser en Maria Agnes Schlösser, née Offermann. Zijn vader stierf kort na zijn geboorte. Zijn moeder trouwde in haar tweede huwelijk met Johann Heinrich Scheibler, de bouwer van het Rode Huis. Zo werd Matthias de stiefzoon van Johann Heinrich en lid van de waarschijnlijk beroemdste lakenfamilie van Monschau. Bovendien trouwde Matthias later met de zus van zijn stiefvader en werd zo tegelijkertijd diens zwager. Deze nauwe relatie weerspiegelt de inspanningen van de industriële bovenlaag om economisch voordelige huwelijken aan te gaan. Vanaf het midden van de 18e eeuw groeide Matthias Schlösser op tot een van de meest succesvolle ondernemers in Monschau. Hij kocht verschillende eigendommen in de stad, zowel woonhuizen als percelen grond waarop hij productiefaciliteiten bouwde. Daartoe behoorden gebieden aan de Rur in Dreistegen, waar Schlösser een laken scheerderij bouwde, op de Burgau en op de Schlossberg, waar de Bongert ontstond.

De Bongert werd als productieplaats gebruikt tot ongeveer 1840. Toen leek het gebouw zijn langste tijd te hebben gehad als fabrieksgebouw vanwege de toegankelijkheid en de beperkte uitbreidbaarheid. Van 1870 tot 1910 werd het gebouw eerst gebruikt als districtsgevangenis, daarna als gemeentelijke gevangenis. Een deel van het gebouw werd ook gebruikt als slaapzaal voor vrouwelijke fabrieksarbeiders. Daarna werd het tot 1956 met tussenpozen gebruikt als alumnat (internaat) voor het stedelijk gymnasium. Tegenwoordig herbergt het gebouw flats.

Tekst Gabriele Harzheim